maandag 20 januari 2014

Franz Kafka en Francis Bacon


 

Balancing Act
2013
acryl- en olieverf op doek
65 x 50 cm 
Courtesy Galerie Nouvelles Images, Den Haag



Grootmeesters van het lijden 
door Jozef M. Heij 


Rinke Nijburg (Lunteren 1964) is een kunstenaar die bouwt  aan een merkwaardig maar intrigerend oeuvre waarin hij op zoek gaat naar de diepste drijfveren en gevoelens van de mens die zich maar amper heeft weten los te weken uit zijn primitieve staat als jager-verzamelaar. Als een Nederlandse Dostojewski  probeert hij in elk menselijk gezicht te lezen welke grondstof op de bodem van de ziel ligt. Is dat gif, bagger of vruchtbaar slib? 

Nijburg meent dat geen enkele wetenschap ooit de vraag weet te beantwoorden hoe de mens zijn sterfelijke ziel kan omsmeden tot een onsterfelijke. Om die reden gaat hij eerder te rade bij filosofie, mystiek en alchemie. Op dezelfde wijze als de alchemist gewone metalen probeert om te vormen tot goud zoekt Nijburg naar een manier om erachter te komen hoe de ene mens afglijdt tot het verlangen het leven te vernietigen en een ander het eigen ego opoffert om het broze leven te redden. Inmiddels heeft Rinke Nijburg een naam opgebouwd als schilder (Koninklijke Prijs 1992 en Buning Brongers Prijzen 1994), als tekenaar (All about Drawing) en als vernieuwer van de traditionele grafische media (Prix de Rome 1998, Gelderland Grafiekprijs 1999 en de Deutsch-Niederländische Grafikpreis 2012). 


 

Een lange wandeling rond een gereformeerde kerk 
1991
olieverf op doek
180 x 70 cm
collectie De Heus-Zomer, Barneveld



De invloed van Franz Kafka en Francis Bacon

Deze fascinatie voor de menselijke ziel zal zeker zijn gevoed door de opvoeding aan de rand van de Veluwse Bible Belt midden in de jaren zestig van de vorige eeuw een tijdperk dat werkt gekenmerkt door grote tegenstellingen tussen politiek links en rechts en de positie van de oude goden te midden van deze koudste onder de oorlogen. Tot in de diepste genen geïmpregneerd en gevoed door het menselijk tekort las Nijburg als zestienjarige jongen een groot deel van het oeuvre van de uit Praag afkomstige Duitstalige schrijver Franz Kafka. -Op dat moment had hij er nog geen idee van dat zijn Duitstalige Boheemse oma Anna Kutschera (1890-1982) uit dezelfde streek afkomstig was.- Alhoewel een deel van de betekenis van Kafka’s werk hem indertijd ontging , meent Nijburg toch dat het gevoel van onbehagen, vervreemding en schuld dat uit het werk van deze Joodse schrijver spreekt zijn eigen oeuvre heeft gepaald.  Nijburg herkent zichzelf ook in het oeuvre van Francis Bacon aan wie men ooit vroeg waarom hij in zijn schilderijen de wereld toch zo akelig voorstelde. Bacon antwoordde: ‘Vind je dat? Ik dacht dat de echte wereld nog veel akeliger was dan die ik schep.’ Nijburg herkent zichzelf in deze uitspraak. Het gebrek aan schoonheid dat men soms in Nijburgs werk meent te ontwaren wordt ruimschoots gecompenseerd door zijn compassie met de kwetsbare mens die men keer op keer in zijn werk terug kan vinden.





Drive-In at 6 pm 
2007 
acryl- en olieverf op doek
145 x 230 cm 
Collectie Schunck*, Heerlen



De terugkeer van de religie in de Nederlandse schilderkunst

Al op de Arnhemse academie (1982-1987) hield Nijburg zich in bezig met het lijden dat de ene mens de andere mens aandoet. Het is natuurlijk geen toeval dat dat menselijk lijden voor hem volmaakt belichaamd werd door het lijden van de in de Bijbel beschreven Grootmeester van het lijden;  tal van gekruisigden, piëta’s en laatste avondmaal-sessies zagen het licht.  Geschrokken door het onbegrip, het wantrouwen en de aversie dat dit werk ten deel veel, deed Nijburg enkele kortstondige pogingen andere bronnen aan te boren. Maar het bloed kroop weer gauw waar het niet gaan mocht en de thema’s keerden terug. In de jaren tachtig herrees een schilderkunst die door het aloude vaderlandse geloof werd geïnspireerd. Allereerst was dat Hans van Hoek,  maar vervolgens ook Marc Mulders, die Nijburgs werk in 2001 opnam in de tentoonstelling Pieta in het museum voor religieuze kunst in Uden. Aan het eind van de jaren tachtig bleken er meer jonge schilders bezig hun religieuze wortels opnieuw te onderzoeken en nadrukkelijk aan de orde te stellen in hun werk.  Nijburg voelde zich gesteund door jongere Hollandse lotgenoten als Janpeter Muilwijk en Gijs Frieling. Vooral toen Nijburg in 1992 -gelijk met Janpeter Muilwijk- met het schilderij Een lange wandeling rond een gereformeerde kerk  (1991, collectie De Heus-Zomer Barneveld) werd genomineerd voor de Koninklijke Prijs [1] voelde hij zich gesteund de religieuze thematiek opnieuw aan de orde te stellen. Eenmaal op de Rijksakademie in Amsterdam maakten Anna Tilroe en Luc Tuymans in gesprekken met Nijburg gewag van deze terugkeer naar de eigen wortels waarin het lijden van de mensenzoon centraal staat.  



 

Mockery
2011 
houtskool, pastel en kleurpotlood op papier 
110 x 150 cm 
Courtesy Galerie Nouvelles Images, Den Haag



Grootmeesters van het lijden

Richtte Nijburg zich in de jaren negentig  vooral op het lijden van de grote helden van het geloof, Jezus, St Franciscus en St Sebastiaan, sinds de millenniumwisseling verschoof de aandacht gaandeweg naar de eigentijdse  en gewone mens. Voor het lijden van de enige zoon van god kwam het lijden van alle zonen en dochters van god in de plaats. En langzaamaan verschoof de exclusieve aandacht voor de slachtoffers van zinloos geweld naar de daders.  Waren Nijburgs schilderijen en tekeningen lange tijd statisch, alsof ze direct geïnspireerd waren op de onaardse stijfheid van iconen, de laatste jaren is er in menig werk sprake van een veel grote dynamiek en beweging. Dat is natuurlijk geen toeval. Ondergaan slachtoffer  het hun lichaam aangedane geweld vaak schijnbaar willoos -ze zijn vaak vastgebonden of vastgespijkerd-  daders bedienen zich van al het geweld en de energie van al hun lichaamsdelen om de ander te vernederen, te pijnigen en te doden.
In de grote monumentale tekening Mockery (2011), die getekend is in dunne houtskoollijnen en karig gebruikt kleurig pastelkrijt, bijvoorbeeld zien we een groep mensen verzameld rondom een tafel in een kamer met venster op de maan. De aanwezigen zijn blank, zwart, halfbloed. Ze zijn jong en oud. Er zijn vooral mannen en ook enkele vrouwen. Sommigen dragen overduidelijk maskers, van anderen is het de vraag of ze er een dragen. Weer anderen zijn zichzelf. De een kijkt boosaardig de camera van de tekenaar in alsof anonimiteit hem totaal vreemd is, de ander verbergt liever de eigen identiteit. Enkelen lijken volmaakt onschuldig aan hetgeen gaat gebeuren, anderen hebben veel zin in een partijtje matten. De titel Mockery dat bespotting betekent, verwijst ongetwijfeld naar de bespotting van Christus zoals bekend uit de kunstgeschiedenis. Maar nergens in de tekening is de Grootmeester van het lijden zelf te bekennen. In de ogen van de kunstenaar zal deze verschuiving van godenzoon naar mensenzoon  ongetwijfeld betekenen dat wij allen grootmeesters zijn van de pijn, pijn die wij maar hebben te verdragen en pijn die we veroorzaken. Of wij in deze diep menselijke tragedie enige zeggenschap hebben over de vrije wil wordt niet duidelijk.




Bus Stop
Tondo M No 007 
2010  
houtskool, pastel en kleurpotlood op papier 
Ø 53 cm 
particuliere collectie




Jozef M. Heij (1966, publicist).
Grootmeesters van het lijden werd onder de titel Merkwaardig en intrigerend eerder gepubliceerd in
Palet Magazine, nr. 368, dec2013/jan2014, p.p. 16 t/m 27.
www.paletmagazine.nl 







[1] In die tijd nog Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst geheten.