donderdag 13 juni 2013

Knielen in een omsloten tuin



hortus conclusus, fons signatus
handgekleurde blokdruk van een omsloten tuin met een verzegelde bron
uit: Speculum humanae salvationis (Spiegel der menselijker behoudenisse), ca. 1500
Museum Meermanno, Den Haag



‘Hortus conclusus, soror mea sponsa;
hortus conclusus, fons signatus,’ [1]

‘Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid,
een gesloten hof, een verzegelde bron.’ [2]



Knielen in een omsloten tuin
hortus conclusus, fons signatus

Geachte zuster abdis,
Geachte zusters Birgittinessen,
Geachte aanwezigen,

De Bijbel, de Heilige Schrift, kent zijn eigen boek met ‘vijftig tinten grijs’: het Hooglied van Salomo. Wellicht is dit -voor sommigen- heuglijk en bevrijdend nieuws. Voor wie het eens lezen wil, het boek is te vinden ergens in het midden van het Oude Testament. Mocht u geen Bijbel hebben, het Nederlands Bijbelgenootschap heeft de ‘gansche’ Heilige Schrift online gezet, in zoveel mogelijk vertalingen, opdat de lezer in een andere vertaling kan lezen hoe de oorspronkelijke tekst daar werd vertaald en dus geĂŻnterpreteerd. Indien gewenst kan men ook nog kijken hoe de strakke Duitsers of de preutse Engelsen de woorden van het Hooglied verstaan.


I  In het Hooglied bezingen een bruidegom en zijn bruid elkaar in soms expliciete, erotisch getinte bewoordingen. Het zal weinig opzien baren dat de Kerk en de Kerkvaders er een flinke kluif aan hebben gehad om het Hooglied een nette plek te geven in de theologie van het christendom. Vergeef me dat ik, omwille van de snel afgeleide luisteraar, een van de wat zinnelijker passages memoreer. Of we de woorden van de bruidegom letterlijk nemen, of allegorisch dan wel typologische verstaan, is aan ons, door onszelf geprogrammeerde, brein. De woorden zijn genomen uit het vierde hoofdstuk:

1 Wat ben je mooi, mijn vriendin, wat ben je mooi!
Je ogen achter je sluier zijn duiven;
je lokken zijn als een kudde geiten
die omlaag komen van Gileads bergen.
2 Je tanden zijn als een kudde schapen
die pas geschoren uit de wasplaats komen,
twee aan twee, en geen enkele is alleen.
3 Je lippen zijn een lint van purper,
je mond is zo bekoorlijk,
je wangen achter je sluier zijn als het hart van een granaatappel.
[…]
5 Je beide borsten zijn als twee welpen, de tweeling van een gazelle,
weidend tussen de lelies.
6 Voordat de ochtendbries opsteekt en de schaduwen wegvluchten
ga ik naar de mirreberg en de wierookheuvel.
7 Je bent volmaakt mooi, mijn vriendin, zonder enig gebrek. [3]

Voor degenen die deze woorden vrij letterlijk dreigen te nemen is het goed om erbij te vermelden dat de protestantse theologie meent dat hier, in dit lied, Christus, die natuurlijk de bruidegom is, en zijn bruid, de kerk, elkaar bezingen. En nu komen we als vanzelf bij de titel van de tentoonstelling, want de woorden hortus conclusus stammen uit datzelfde vierde hoofdstuk. In het Latijn heet het: ‘Hortus conclusus, soror mea sponsa; hortus conclusus, fons signatus,’ [4] In de Willibrordvertaling wordt dit vers vertaald als: 12 Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid, een gesloten hof, een verzegelde bron. In de Delftse bijbel uit 1477, de oudste Bijbelvertaling die ik kon vinden, werd conclusus, ‘gesloten’, net ietsjes anders vertaald, namelijk met het woord ‘besloten’: Du biste een besloten hof mijn suster mijn bruut: du biste een besloten hof. ende een gheteykende fonteyn. [5]
De geliefde bruid wordt gezien als een gesloten of besloten hof.


II  Voor een vertaling waarin het woord ‘omsloten’ wordt gebruikt moeten we lang zoeken… Het verschil in betekenis is echter enorm, want besloten is iets anders dan gesloten. Gesloten is tegenwoordig gewoon gesloten. Het is of je voor de Albert Heijn staat en je ineens herinnert dat het 1e Paasdag is en er die dag geen enkele winkel open is. Sterker nog, het gaat hier om een winkel die nog nooit open is geweest en ook misschien niet eens open wil gaan. Als een bloemknop die uit zijn vel vergeet te barsten. De bruid is niet alleen maagd maar ook nog eens onbereikbaar. Koning Salomo met zijn vader David op de harp kan, onder het raam van de zoveelste Batseba [6], het ‘Alleluja’ van Leonard Cohen zingen tot hij een ons weegt, de bruid geeft niet thuis. Het raam blijft gesloten, de deur wordt niet geopend.
Het onderhavige, Latijnse vers is rijk aan vertalingen van het belangrijke, bijvoeglijke naamwoord conclusus dat kan worden vertaald als ‘gesloten’, ‘besloten’ of ‘omsloten’. Maar hoe het ook zij, het gaat hier om een tuin, waar iemand graag een blik in zou werpen. De tuin is aanlokkelijk. In de tuin lijkt het goed toeven. Sterker nog: in die tuin schijnt alles perfect te zijn, zoals het ooit werd bedoeld. De omsloten tuin is een paradijselijke tuin, waarin een mens kan wandelen met God, zonder angst om aangevallen te worden door een zondig beest, een prikkend insect of beroofd te worden van tas, portemonnee en telefoon. We hebben toch ook betaald om ons veilig te voelen? Of iemand anders betaalde toch voor ons? Buiten deze tuin met hardnekkig hek, daar vindt de mens slechts de voortwoekerende jungle vol boze kruiden en vallende torens. Buiten die tuin is het verpozen heel wat minder aangenaam.


III  Bruid en bruidegom kleden elkaar in het Hooglied van Salomo en in de tuin der heilige lusten met de ogen uit. Adam hoefde zijn fantasie niet te gebruiken om zich Eva zonder kleren voor te stellen, en andersom ook niet. Poedelnaakt als hedendaagse nudisten liepen man en vrouw door de paradijstuin te flaneren, plukten wat bloemen, wieden wat onkruid en vulden met droog weer een gietertje of wat om de dorstige plantjes van water te voorzien. In het begin was alles goed. Waarom God aarde en kosmos ĂĽberhaupt schiep, daar buigen theologen en wetenschappers zich al vanaf de oertijd over. Waarom Hij naast het goede ook het kwade schiep -of duldde- eveneens. Men is het er nooit helemaal over eens geworden of dat scheppen van God in zes dagen ging of dat de god er veel langer over deed, zeg acht miljard lichtjaren. We laten dit soort vragen even uitrusten in de tuin met klaterende fontein waarin we zo aangenaam verpozen.
Uit het eerste Bijbelboek, uit Genesis 2, het volgende: 4b Toen de HEER God aarde en hemel maakte, 5 waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas, want de HEER God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, 6 om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te bevloeien. 7 Toen boetseerde de HEER God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. 8 Daarna legde de HEER God een tuin aan in Eden, ergens in het oosten, en daarin plaatste Hij de mens die Hij geboetseerd had. 9 De HEER God liet uit de grond allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten. […] [7]
15 Toen bracht de HEER God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren. 16 En de HEER God gaf de mens dit gebod: ‘Je mag van alle bomen in de tuin overvloedig eten, 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad mag je niet eten, want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven.’ [8]


IV  God hield van mooie dingen maken en kennelijk ook van tuinieren. Maar het pronkstuk van de schepping, de paradijstuin, was zo groot en zo mooi dat Hij een hovenier nodig had als Hij, de god, een dagje wat anders deed. De aldus de adem ingeblazen hovenier op zijn beurt had ook wel eens wat anders aan zijn hoofd dan onkruid wieden en struiken snoeien. De eerste mens wilde onder een boom kunnen liggen nadenken over het leven, in plaats van altijd maar weer werken, en dus vroeg Adam aan God om iemand te maken die het vak van hovenier van hem, van de allereerste mens, kon leren. De hovenier bedacht ook allemaal namen voor de plantjes  die hij voor de gelegenheid Ă©Ă©n voor Ă©Ă©n bij hem langs liet komen.
Het had allemaal zo mooi kunnen zijn, -en blijven,- maar het gaat helemaal mis. Je kon erop wachten zoals in een soap op tv: de slang verleidt de leerling, de leerling verleidt de hovenier. God, de directie van Intratuin, wordt boos, ontlaat de hovenier samen met de leerling en jaagt de twee de kweekkassen uit. Voorgoed. Jammer dan. Sinds die dag spelen we zelf voor tuinman, in onze eigen liefst voor vreemden gesloten en dus omheinde tuin. – De tuin van mijn vader kende vroeger een lage heg van liguster en haagbeuk. Toen ik onlangs eens opnieuw langs het tuinpad van mijn vader liep, viel het me op dat de lage heggetjes bij de meeste huizen inmiddels zijn vervangen door hoge schuttingen waar het boze niet overheen kan kijken. Maar niemand zal toegeven dat er iets veranderd is: dat we banger zijn geworden en dat de paradijstuinen zich daarom steeds meer sluiten.


V  Van het begrip hortus conclusus en de iconografische rijkdom ervan hoorde ik voor het eerst in 1994, op de schitterend ingerichte tentoonstelling van Henk van Os Gebed in schoonheid, Schatten van privĂ©-devotie in Europa in het Rijksmuseum in Amsterdam. [9] In de rooms-katholiek iconografie en theologie die aan de protestantse voorafgaat is het in de late middeleeuwen veelal liever Maria die in de omsloten tuin zit dan de kerk. Ten eerste kan een stenen gebouw niet zitten en ten tweede is het ietwat vreemd om de hele christenheid in erotische termen te bejubelen. De Heilige Maria, Moeder van God, onbevlekt ontvangen en vol van genade, neemt de plaats in van de onbevlekt geboetseerde maar in ongenade gevallen Eva. De hof is weer toegankelijk geworden, eerder omsloten dan gesloten. Dit beeld van Maria in een door muurtjes en heggetjes omgeven tuin met bloemen heeft de christelijke iconografie verrijkt met de meest schitterende en ontroerende beelden waarvan er enkele ook hier op de tentoonstelling in Uden te zien zijn. [10] 
Sinds de Reformatie de Mariadevotie opgaf en sinds de roomse Contrareformatie het accent begon te verleggen van Maria de maagd naar Maria de moeder raakte het beeld van de maagd in de tuin hopeloos verloren. Bovendien maakte de omsloten middeleeuwse tuin plaats voor de veel opener Renaissance en Baroktuin. Ook had de tijd steeds minder op met de god van de Bijbel en zo raakte het begrip van de hortus conclusus bijna verloren. Met het verschijnen van het boek De omsloten tuin [11] van Rob Aben en Saskia de Wit in 1998 is daar verandering in gekomen. Het boek draagt de lange maar veel verklarende ondertitel: Geschiedenis en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het hedendaagse stadslandschap. Rob Aben zou in 1994, vier jaar voor publicatie van het boek, de tentoonstelling Gebed in schoonheid misschien ook bezocht kunnen hebben. Wellicht ook heeft hij De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch uit 1992 gelezen, want ook daar komt het begrip hortus conclusus een paar keer voor. Kan ook best zijn dat Rob het beeld veel langer kende, u kunt het hem vragen, want helemaal verdween het begrip nooit. Het boek De omsloten tuin beleefde een herdruk, werd bijzonder goed gerecenseerd en is nog altijd erg moeilijk te krijgen. Ik heb het maar even van de Mediatheek van de Arnhemse academie geleend.
Het boek komt de eer toe het begrip hortus conclusus aan het einde van de jaren negentig weer voor een groter publiek te hebben ontsloten, veel meer dan het magnum opus van Mulisch of de prachtige tentoonstelling van Van Os dat deden.  Zelf schreef ik ietsjes later in de tijd een inleiding voor de uitgave Hortus Conclusus [12] van beeldend kunstenaar Gerda Ten Thije uit 1994, een van de deelnemende kunstenaars aan deze tenoonstelling. Het boek van Rob Aben en Saskia de Wit kende ik indertijd nog niet, maar kennelijk zat er wel iets in de Hollandse lucht.


VI  Zoals de paradijstuin beschermd wilde worden tegen onkruid en ongedierte, zo moet het goede steeds weer beschermd worden tegen het kwade en het kwetsbare tegen het sterke. Moesten tuinen eeuwenlang beschermd worden tegen de gevaarlijke, ongetemde natuur, zo moeten vandaag de dag  tuin, park en natuur beschermd worden tegen de opdringerige, lawaaiige stad. Had dhr. Anton Kröller om lekker te kunnen jagen nota bene niet aan het begin van de twintigste eeuw stukje bij beetje de onvruchtbare en woeste zandgronden van de Hoge Veluwe opgekocht, van tal van eigenaren, had hij er niet door een plaatselijke smid een stevig hek omheen laten zetten, dan hadden we nu geen schitterend Nationaal Park de Hoge Veluwe gehad, maar een met villa’s, megastallen, pretparken en bedrijventerreinen volgebouwde keten van stuwwallen uit de voorlaatste ijstijd.
Misschien moest er ook weer eens een heilige maagd in het bedreigde ecosysteem geplaatst worden. Als beschermheilige van al wat kwetsbaar is. De onbevlekt ontvangen Maagd Maria baarde immers een zoon van een tuinarchitect. De eniggeboren Zoon van God was, net als zijn Hemelse Vader, niet alleen timmerman maar ook tuinman. Toen Jezus wist dat Hij moest sterven, knielde Hij voor zijn eigen kruisbeeld neer in de Hof van Olijven, de tuin van totale kwetsbaarheid en weerloosheid. En drie dagen later stond Jezus, de Heer, op uit de dood in weer een andere, eveneens schitterende tuin. Maria Magdalena, met getijdenboek en kruikje onder de arm, en dierbare liederen uit Het Hooglied van Salomo zingend, misschien zelfs het Alleluja van broeder Cohen, zag de Heer die toch zo goed kende, aan voor een hovenier. 

VII  Wanneer iemand in onze onttoverde areligieuze tijd, opnieuw een maagd, een eenhoorn of een god plaatst in zijn of haar tuin, dan moet u maar denken dat de tijd niet alleen rijp is voor de omsloten tuin zelf maar misschien ook voor het mysterie dat achter al het zichtbare ligt en dat mensen van alle tijden god noemden. In het boek Knielen op een bed violen [13] van Jan Siebelink knielt een hovenier zomaar op een kwetsbaar bed met violen: 
“‘Hans Sievez.’ Heerlijk en angstig tegelijk. Angst, want wie kan bestaan voor Zijn Aangezicht? En een alles verzengende vreugde. ‘Ja Heere. Hier ben ik!’ Een vuurkolom of een vuurzuil. Vuur. De stem opnieuw. ‘Hans Sievez.’ ‘Ja Heere, hier ben ik!’ Vuur dat Sadrach, Mesag en Abednego niet verteerde in de oven van Nebukadnezar. Zelfs hun hoofdhaar schroeide niet.” [14]

De door Siebelink gebruikte woorden doen sterk denken aan de beroemde getuigenis van Blaise Pascal: 
'Het genadejaar 1654
Maandag 23 november (...) vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half Ă©Ă©n 's nachts.
VUUR 
God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus' […] [15]  

Wie weet of we nog vandaag in een omsloten tuin kunnen geraken waarin we worden aangeraakt door de god.

Dank u wel.
Rinke Nijburg

 

Openingswoord op zaterdag 1 juni 2013
Hortus Conclusus, omsloten tuin 
1 juni-18 augustus 2013 
Museum voor religieuze kunst Uden 

Museum voor religieuze kunst
Vorstenburg 1
5401 AZ Uden




Noten
[1] Hooglied 4:12. Vertaling uit het Latijn: ‘Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid, een gesloten hof, een verzegelde bron.’
[2] Alle Bijbelteksten in deze lezing werden, tenzij anders vermeld, ontleend aan de Willibrordvertaling (herziene editie), © Katholieke Bijbelstichting 1995. 
[3] Hooglied 4:1-3 en 4:5-7. 
[4] Hooglied 4:12. Vertaling uit het Latijn: ‘Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein.’ 
[5] Deze vertaling is ontleend aan de transcriptie van de Delftse bijbel 1477 o.l.v. Nicoline van der Sijs, © 2008 Nicoline van der Sijs. 
[6] Batseba of Bathseba is een persoon uit de Joodse Tenach en christelijke Bijbel. Zij was de vrouw van Uria (de Hettiet) en later van Koning David. 
[7] Genesis 2:4b-9a. 
[8] Genesis 2:15-17. 
[9] Gebed in schoonheid, Schatten van privĂ©-devotie in Europa 1300-1500, tentoonstelling door Henk van Os in het Rijksmuseum in Amsterdam van 26 november 1994 tot en met 26 februari 1995. 
[10] Speculum humanae salvationis (Spiegel der menselijker behoudenisse), c. 1500, blokdruk. Dit zeldzame boek is een Latijnse uitgave uit de Nederlanden. Het is een godsdienstig werk dat het leven van Christus en de Heilige Maagd vertelt. Boven aan elke bladzijde staan twee voorstellingen, zodat men er vier ziet als het boek open ligt. Op de tentoonstelling Hortus Conclusus. omsloten tuin ligt het boek open op de pagina met de hier weergegeven afbeelding van een hortus conclusus. 
[11] De omsloten tuin, geschiedenis en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het hedendaagse stadslandschap; (i.s.m. Saskia de Wit). Uitgeverij 010, Rotterdam (The Enclosed Garden; 1999, tweede druk 2001).  Zie voor een pdf van het boek: www.robaben.com/PDF/Omsloten-Tuin.pdf. 
[12] Gerda Ten Thije, Hortus conclusus, Hubertus Pers Arnhem, 2000. Met een inleidend essay van Rinke Nijburg: Don Quichotte op de eenhoorn. Over de hortus conclusus als beeld voor de maagdelijkheid. 
[13] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005. 
[14] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005, 5e druk, hoofdstuk 34, pp. 168-170. Tijdens het openingswoord werd een veel groter deel uit het hoofdstuk voorgelezen. 
[15] Na zijn dood vond men in de voering van een kledingstuk van Blaise Pascal (1623-1662) handschriften van hem. Het was een getuigenis in tweevoud op perkament en papier dat begint met de hier geciteerde woorden.